dinsdag 9 september 2008

Alessia

De wind huilde haar hard achterover op de kiezelweg. Haar lichaam sloeg dubbel, de kleine glimmende puntjes schaafden haar blote knieën. Een stuk van de roestige tweewieler raakte haar hoofd. Haar schedel kraakte en ze proefde ijzer op haar tong. Het hek dat de straat van de schapenweide scheidde, stopte uiteindelijk haar overgeleverde lichaam.

Smetteloos wit, overal. Witte gordijnen wapperden in slowmotion. Een pianomelodietje zweefde door de zomerse lucht. Wimpers, aan elkaar geplakt, verfden zwarte strepen op haar witte wangen. Het bolle kontje wiegde op haar af. 'Wees maar blij dat je leeft'. Het bolle kontje wiegde weer weg. Alessia sloot haar ogen en viel naar beneden tot zwart en wit haar hersenen beheersten met hun beelden uit een ver verleden, ver bij het smetteloze vandaan...

'Wat doe je daar toch, Alessia?' Alessia keek op het geverfde haar van haar moeder neer. De neus kwam in zicht en haar moeders ogen glansden. Ze wankelde op de zoldertrap.
'Ik maak een huis voor de muizen.' Haar moeder grinnikte en Alessia voelde hoe haar hart begon te bonken onder het ritmische geluid dat uit haar moeders keel opwelde. 'Lach niet! Ik meen het', gilde Alessia.
'Ik meende het ook toen ik zei dat je niet spoort.' Alessia zag de mond van haar moeder zo wijd open gaan toen ze het woordje 'spoort' uitsprak, dat de zilveren vulling in haar verstandskies het belangrijkste plaatje werd dat zich in haar hoofd vastzette.

Het spoor - een mooie plek. De dappere sprietjes, die keer op keer een weg uit de aarde wisten te banen, werden als ze hoog genoeg waren in de kop vermorzeld door de treinwielen. Eens kwam er zo'n moment. Eens was daar de dag dat zo'n sprietje hoog genoeg was gegroeid om cru afgehakt te worden. Alessia knipte voorzichtig de topjes van de sprietjes af. Ze knielde neer op het spoor en knipte tot haar vingers krom stonden van de inspanning. Ongeduldig stapte ze elk halfuur naast het spoor en wachtte. De trein blies haar lange haren uit haar smalle gezicht. Als de zon een rode gloed kreeg, klopte ze het stof van haar broek en sprong ze op haar fiets.

'Let maar niet op die ouwe tang'. Haar vader keek op van zijn bord en de huid van zijn glimmende kin trok strak. Hij knipoogde. 'Wil je er nog jus bij?' Braaf stak Alessia haar bord naar voren en de drap sijpelde weldra over de gelige prak. 'Je eet slecht.' Haar vader fronsde en Alessia roerde. 'Neem een hap.' Ze opende haar mond en deed wat er van haar gevraagd werd, maar ze proefde niks. Ze proefde wel zijn sfeer. Hij zou opstaan en haar naar haar slaapkamer brengen. 'Let maar niet op die. Ouwe. Tang', zou hij prevelen, keer op keer, terwijl zijn zure adem haar haast deed kokhalzen. 'Je moeder is gek. Je moeder kan niet luisteren. Ik luister wel naar je.' Ze luisterde naar zijn rits.

'Meisje, hoe heet je?' Ze zag het bolle kontje niet meer. Wel zag ze weer het smetteloze wit en ze zag een gezicht. Ze keek naar het witte kapje boven dat gezicht. 'Hoe heet je?' Alessia opende haar mond en ze zuchtte haar naam, bijna onhoorbaar. 'Hoi Alessia, ik heet Carmen. Kun je overeind komen? Wil je wat drinken? Wil je nog wat?'. Ze klokte alles naar binnen, al kostte haar... dat... veel...moeite...

Moeder voerde de hond. Haar mollige figuur voorover gebukt en haar ongeschoren benen in die belachelijke korte broek. Zwijgend nam haar moeder het lege glas weer van haar aan. 'Ik lijk wel gek', zei ze en draaide zich terug. 'Breng zelf maar naar de keuken.' Alessia keek haar moeder met grote ogen aan en liep behoedzaam om de schrokkende hond heen. Hij gromde even toen ze haar voet naast zijn hijgende lijf zette.

'Val me niet in de rede!' Haar vader zwaaide zijn arm in de lucht, zijn wijsvinger opgestoken. Alessia draaide zich pijlsnel om en snelde richting haar kamer, maar het was te laat. De grove hand van haar vader had haar bovenarm al vastgepakt. 'Hier blijven.' De scherpe preek begon. 'Waarom lijk je zo op je moeder? Waarom doe je me dit aan? Heb je dan helemaal geen respect voor je vader? Ik weet nog toen je klein was en je op mijn schoot zat, terwijl ik je leerde lezen uit het boekje van Nies en Dop en jij leerde het zo snel, weet je nog?' Hij glimlachte zijn onverzorgde tanden bloot. 'Je bent slim, vergeet dat niet. Je bent ook slim genoeg om te weten dat dit zo niet langer kan. Jij en ik, we zijn nu op elkaar aangewezen en daar moeten we het beste van maken. Dat gaat niet als jij je zo blijft opstellen, Alessia. Hoor je me?' Alessia liet haar hoofd hangen en de felle lamp boven de eettafel verlichtte haar blonde kruin. Met moeite hief ze haar hoofd op en keek ze steels over haar vader heen. Haar oog viel op de grote afwas in de keuken, met hier en daar een leeg bierflesje ertussen. 'Hoor je me?' Haar vader klonk ongeduldig. 'Ja pap, we moeten er het beste van maken samen. Ik zal mijn best doen.' Het klonk als een zucht. Een herhaling van wat hij precies horen wilde.

'Kom maar overeind meisje.' Carmen legde haar arm om haar middel en Alessia zette zich duizelend in beweging. 'Je moet weer wat drinken. Hier.' Lauwe thee met honing. Ze dronk behoedzaam. Ze hield van die lichtzoete smaak. 'Car-men?' Alessia bekeek de vrouw eens beter. Ze leek vriendelijk. Helemaal niet de Carmen die ze had leren kennen uit de mond van haar vader. 'We wisten dat je daar rond zou fietsen', zei Carmen zacht, terwijl ze Alessia voorzichtig terug naar achter duwde. 'Ik heb je een slaapmiddel gegeven'. Alessia's ogen sprongen open. 'Waar is m...?'

'Het is een Godverdommese sekte!', riep haar vader uit. Alessia probeerde het niet te horen. Hij had een vage kennis van haar moeder aan de telefoon en herhaalde voor de zoveelste keer die maand het verhaal. Haar moeder zou zijn weggelopen omdat ze in de ban was geraakt van een sekte, zo vertelde hij aan iedereen die het maar horen wilde. Midden op straat zelfs, met zijn veertienjarige dochter ernaast, vertelde hij het met woeste gebaren aan de kapper uit het dorp. Het erge was dat hij het met veel animositeit bracht, waardoor iedereen hem geloofde. Het was begonnen met de komst van Carmen. Alessia had haar nog nooit gezien, maar haar moeder sprak wekelijks met haar af in het dorp. De eerste keer dat ze meer over Carmen te weten kwam was tijdens een ruzie tussen haar ouders. Haar vader betitelde haar als de grootste feeks die hij ooit had ontmoet. Een zweverige trut met een te grote mond. De eerste keer dat haar moeder een nacht weg bleef had ze haar vader horen vloeken in de huiskamer. Ze peinsde er niet over om bij hem te gaan zitten en ze had gauw haar walkman opgezet.

Gemorrel aan de deur. 'Alessia?' Het was al zo vaak gebeurd en toch schrok ze. Ze wilde alleen slapen en ze had alles behalve zin in het zweterige lijf van haar vader. 'Waarom doet hij dat?', had ze eens aan haar moeder gevraagd. Zij antwoordde dat Alessia hem als enige in zijn leven een gevoel van veiligheid gaf. Dat hij alleen vredig kon doorslapen naast haar. Alessia vermoedde dat haar moeder er wel blij mee was, omdat ze dan zelf rustig kon slapen zonder het zure bierzweet in haar neus. Alessia had eens een folder van de Anonieme Alcoholisten besteld, maar haar vader had het ongelezen in de prullenbak gedeponeerd. 'Je hebt er geen verstand van, meisje. Zo erg is het met mij niet.' 'Maar pap?' 'Stel me nou niet op de proef, meisje.' Even stilte. 'Alessia? Ben je nog wakker?' Het gemorrel aan de deur hield op. Ze hoorde haar vader zuchtend naar zijn eigen slaapkamer stommelen. Zorgvuldig schoof ze haar kamersleutel onder haar hoofdkussen.

Pieter sloeg zijn armen om haar heen. 'Kom anders hier wonen?', vroeg hij. Alessia keek even in zijn bruine ogen. Hij had een lieve uitstraling en glimlachte bemoedigend. 'We redden het wel', zette hij zijn voorstel kracht bij. Alessia schudde haar hoofd. 'Pap zal niet weten wat hij zonder me moet'. Ze slikte. In gedachten zag ze haar vader al laveloos op de bank liggen, in zijn eeuwige troep. 'Hij kan niet eens zelf koken!'. Pieter wendde zich van haar af en begon door de kamer te ijsberen. 'Je bent niet verantwoordelijk voor je vader', riep hij ineens fel. 'Hij zou voor jóu moeten zorgen, niet andersom!' Alessia kromp ineen. 'Maar dadelijk heeft hij niemand meer', sputterde ze. Pieter zuchtte geërgerd. 'Dat heeft die ouwe dan aan zichzelf te danken. Ik ga nu boodschappen doen'. Hij wachtte niet tot ze hem volgde, maar liep zonder omkijken naar het halletje en trok zijn spijkerjack aan. 'Zie maar wat je doet. Ik ben weg.' De deur viel hard in het slot. Alessia zakte neer op de bank en staarde in het niets. Ze voelde zich moe, zo vreselijk moe.

Keuzes maken had ze nooit geleerd. Ze deed wat haar ouders van haar verwachtten, op één ding na - ze hielp diertjes en plantjes. Ze had vooral een zwak voor muizen, mieren en onbeduidende plantjes waar niemand naar omkeek. Op school was ze een teruggetrokken meisje. Op school voelde zíj zich een insect waar niemand naar omkeek. Omdat ze vrij makkelijk leerde en het hoognodige deed, haalde ze gemiddelde, onbeduidende cijfers. Zessen en zevens. Niemand vroeg aan haar hoe het met haar ging. Niemand nodigde haar uit voor een feestje. Gepest werd ze ook niet - ze werd simpelweg niet gezien.

Nu stond ze op een kruispunt. Haar vader verlaten of Pieter kwijtraken. Haar vader accepteerde namelijk Pieter niet en van Pieter had ze nooit enig positief woord over haar vader gehoord. De twee belangrijkste mannen in haar leven, de enige mensen die naar haar omkeken, vroegen van haar het onmogelijke. Kiezen. Een week eerder was Pieter over haar moeder begonnen, terwijl ze shoarma aten uit van die plastic bakjes. 'Vraag je je dan niet af waar je moeder is? Als ik jou was, dan...' Alessia liet de woordenvloed van Pieter over zich heenkomen. Ze kon er niets mee - ze wílde er niets mee. Haar vader mocht dan misschien een hulpbehoevende rare kwast zijn - ze had wél een band met hem. Haar moeder was altijd een beetje een schim geweest. Eigenlijk een muisje. Ze deed het huishouden en corrigeerde haar dochter. Daar was alles mee gezegd. Geen knuffels, geen gezellige uitstapjes, niks. Gewoon alleen maar haar moeder omdat ze toevallig in haar baarmoeder had gezeten.

Huilend fietste ze weg naar de enige overgebleven veilige plek die ze kende. Het spoor met de grassprietjes en kleine plantjes die ze hielp overleven. Pieter had haar thuisgebracht en ruzie gemaakt met haar vader. Daar hielp geen walkman tegen. Had Pieter gelijk? Moest ze op zoek gaan naar haar moeder? Maar misschien belandde ze dan wel in de gevangenis, als ze haar vader moest geloven. Hoe gevaarlijk zou haar moeder echt zijn? Ze knielde neer bij de sprietjes en pakte het kleine schaartje uit haar zak. Haar moeder zou haar zelf maar moeten zoeken. Een goede moeder deed dat toch? Het begon te regenen en hard te waaien. Ze besloot terug te fietsen, met veel tegenzin. 'Ik wil niet meer...', riep ze tegen de wind.

***

Geen opmerkingen: